Veelgestelde vragen

Inhoudsopgave

Wat is het effect van een lipband op borst- of flesvoeding?

Vaak wordt er alleen naar de tongriem gekeken en de rol van de tongriem bij het voeden van de baby.

Het belang van de bovenlip uitkrullen naar buiten tijdens het diep aanhappen van borst of fles zorgt voor een betere afsluiting van de mondholte. Verschillende studies met echte beelden tonen een goede borstvoeding beweging aan. De normale borstvoeding beweging wordt het beste bereikt wanneer de baby de mond wijd kan openen. Deze brede opening wordt het best bereikt wanneer de baby in staat is de bovenlip uit te krullen, waardoor het slijmvlies gedeelte van de lip (in plaats van het droge buitendeel) contact maakt met de borst. Dit zorgt voor de betere afsluiting, wat de eerste stap is bij het genereren van vacuüm bij borstvoeding. Dit geldt ook voor de fles. Wanneer een lipband de lip “verankerd” op de bovenkaak, wordt de naar buiten krullende beweging belemmerd. Dit resulteert in een kleinere mondopening en dwingt de baby om een ondiepe hap op de borst of aan de fles te nemen, wat leidt tot minder grip en verlies van het vacuüm.

De baby groeit nog niet goed door, wat kan ik doen?

Bij Borstvoeding:

Het kan zijn dat de melkproductie de vraag momenteel niet goed aan kan. Door de strakke tongriem en/of lipband is de productie uit balans. Je kunt de lactatiekundige raadplegen (link naar lactatiekundigen volgt nog)

Manieren om de productie omhoog te krijgen:

  • Borstcompressie toepassen zie de info op borstvoeding.com
  • Extra aanleggen, veel wisselen van borst, hou de baby steeds bij je, liefst huid op huid, extra kolven als de baby zelf niet vaak of vaker wil drinken, kolven liefst met de hand/en of massage tijdens het machinaal kolven.
  • Galactogogen gebruiken. Kruiden die de productie stimuleren. Online te bestellen.
  • Domperidon gebruiken. Een middel tegen misselijkheid en maagzuurremmend die als bijwerking heeft dat het moedermelkhormoon prolactine verhoogt. Recept van de huisarts.

Meer informatie voor de arts en een dosering zie borstvoeding.com.

Bij flesvoeding:

Het kan zijn dat de baby nog niet goed door heeft hoe hij effectief kan drinken. Als gewichtstoename achterblijft raadpleeg het consultatiebureau of kinderarts.

Zijn er mogelijkheden om het compensatiegedrag van een baby te verbeteren?

De baby heeft soms lang op een andere en compenserende manier moeten drinken, wat al in de baarmoeder met het vruchtwater plaatsvond. Soms “klemt” een baby de kaak, of lijkt de baby wel te bijten aan de borst of fles. Mogelijk is er een trilkinnetje (van de spierspanning) aanwezig en opende de baby zijn mondje slecht om de borst aan te happen. Op deze video zie je hoe je de baby kan helpen de kaken te ontspannen.

Tijdens het voeden kan een baby ook “overstrekt” liggen of een voorkeurshouding hebben. Deze soms erg gespannen kaakspieren en spieren in het mond-, keel-, en halsgebied kunnen geholpen worden te ontspannen, om de baby een signaal te geven dat compenseren niet meer nodig is en dat hij of zij op een andere manier kan gaan drinken. Ook baby’s met koliek of buikkrampjes en huilbaby’s hebben baat bij een eventuele behandeling van een professional zoals een fysiotherapeut, chiropractor, osteopaat of manueel therapeut die een universitaire studie afgerond heeft en kan helpen om compensatiegedrag af te leren. Check bij een praktijk of er veel baby’s geholpen worden en dan met name in het mond/halsgebied.

Kijk ook op deze pagina voor adressen van andere hulpverleners die hun expertise inzetten om de baby in de motorische ontwikkeling verder te helpen zoals de kinderfysiotherapeut die bij je thuis in de dagelijkse verzorging de motorische therapie bij je leert toepassen, de logopedist voor verdere ontwikkeling op het gebied van gebruik van de tong en de mond bij drinken eten en praten, de lactatiekundige bij verder verhelpen van borstvoedingsproblemen die ontstaan zijn door strakke tongriem.

 

 

Case studies en onderzoek chiropractie en manuele therapie:

Nederlandse casestudie, borstvoedingsproblemen en chiropractiebehandeling.

Meer artikelen:

http://www.ncbi.nlm.nih.gov/pubmed/19836604

http://www.ncbi.nlm.nih.gov/pubmed/22014911

http://www.ncbi.nlm.nih.gov/pubmed/19066699

http://www.ncbi.nlm.nih.gov/pubmed/23158465

http://www.ncbi.nlm.nih.gov/pubmed/22675226

Vermeerderen van de melkproductie

Doordat je baby met een strakke tongriem en lipband minder effectief melk uit je borst kon krijgen, kan het zijn dat je melkproductie achterop is geraakt ten opzichte van je baby’s behoefte. Na de behandeling kan je baby stap voor stap leren om een beter vacuüm te creëren, waardoor hij de borst beter kan leegdrinken.
Om de productie weer af te stemmen op de behoefte van je baby, moet je vaak extra stimuleren. Dit kun je doen door bijvoorbeeld vaker aan te leggen en tijdens één voeding een paar keer van borst te wisselen. Daarnaast kun je borstcompressie toepassen. Bijvoeden heeft een optimaal resultaat wanneer je de extra melk aan de borst geeft via een sonde of borstvoedingshulpset. Op deze manier stimuleert je baby de borst ten behoeve van de melkproductie, terwijl je kind tegelijkertijd via het slangetje de melk krijgt die via de borst nog niet (weer) beschikbaar is. Daarmee voorkom je dat je na het voeden aan de borst alsnog een fles moet nageven en ook heeft je kind op deze manier meer oefentijd aan de borst, zonder de verwarring van weer een fles erdoorheen. De mondmotoriek en de drinktechniek raken zo sneller op de borst afgestemd dan wanneer je baby langere tijd twee technieken door elkaar heen moet toepassen. Hier vind je een filmpje dat uitlegt hoe je dat eenvoudig doet. Hier zie je hoe je de hulpset van Medela kunt gebruiken.

In deze video van kinderarts Jane Morton kun je zien hoe je tijdens het kolven compressie en massage kunt inzetten voor een optimale melkopbrengst. Ook laat ze goed zien hoe je met de hand kunt kolven; ook dit kan helpen om je productie verder omhoog te brengen. Overweeg ook om te clusterkolven of powerkolven.

Wanneer je te maken hebt met een teruggelopen melkproductie die is gerelateerd aan een te strakke tongriem of lipband, heb je met je baby vaak al allerlei pogingen ondernomen om de problemen samen te overwinnen. Soms is het moeilijk om door de bomen het bos nog te zien. Dat is een reden waarom het wellicht een goed idee is om een lactatiekundig consult in te plannen. De lactatiekundige kan samen met jou alles nog even goed op een rij zetten en kijken waar er nog verbetering mogelijk is. Ook kan ze je op weg helpen als je kruiden of medicatie zou willen gebruiken om je melkproductie verder op te voeren. Door af en toe even bij het consultatiebureau binnen te lopen, ook als je geen afspraak hebt, kun je zelf met een zekere regelmaat je baby even wegen. Voor sommige ouders werkt dit heel geruststellend: zien dat je baby voldoende aankomt, kan veel zorgen wegnemen. Tegelijkertijd is het zo dat als je zou zien dat je baby niet voldoende groeit, je er op tijd bij bent om andere stappen te zetten die jullie weer naar een opgaande groeilijn kunnen brengen.

Tips verbeteren drinken aan de borst

Na de behandeling kan het zijn dat je baby anders moet leren drinken, omdat de tong al vanaf de periode in de baarmoeder vastzat. Nu de tong los is, is het voor je baby zoals het voor een kind of volwassene kan voelen als je been uit het gips gaat: je moet opnieuw leren lopen. Daardoor kan je baby een dag of iets langer mopperig zijn. Hoe ouder je baby, hoe langer je baby moest compenseren om toch melk te kunnen krijgen. Bedenk ook dat je baby in de baarmoeder al vijf maanden lang vruchtwater dronk met een tong die vastzat. Je baby heeft even tijd nodig om op een ‘nieuwe’ manier te gaan drinken en te wennen aan de grotere beweeglijkheid van de tong. De tongspelletjes die we in de video laten zien, kunnen het beste vóór de voedingen worden gedaan. Zo kun je de tong uitdagen meer verschillende bewegingen te maken. Wanneer je dit voorafgaand aan de voeding oefent, kan je kind het aan de borst meteen in de praktijk brengen. Het strekken van de hele tong naar het gehemelte stimuleert de beweging naar boven; deze beweging is essentieel om een goed vacuüm te creëren en voorkomt opnieuw vastgroeien.

Soms is de overgang groot en kan je baby wel wat hulp gebruiken om de overgang wat te vergemakkelijken. Bij borstvoeding is het goed om je lactatiekundige te vragen voor een consult. Een andere houding kan handig zijn, evenals tips voor optimaal aanleggen of het tijdelijk gebruik van een tepelhoed. Ook bij het kiezen van de juiste maat tepelhoed kun je waarschijnlijk wel wat hulp gebruiken. Philips Avent blijkt door de vorm voor veel moeders onhandig in gebruik te zijn. We horen vaak terug (en zien ook zelf) dat de tepelhoed van Ardo of het model Medela Large als prettig worden ervaren. Voor heel grote tepels heeft Mamivac een nog grotere maat beschikbaar dan de Large van Medela.
Voor een juist gebruik kun je veel nuttige informatie halen uit dit filmpje .

Als een baby niet direct wil aanhappen, kun je je baby eerst wat meer tot rust brengen door via vingervoeden wat melk aan te bieden, zoals hier. Je kunt ook een spuitje gebruiken zoals deze vader doet. Je kunt je baby bijvoorbeeld 10-30 ml laten drinken; dan is de honger nog niet gestild, maar is je baby wel wat rustiger en in een zuigritme geraakt. Dat kan helpen om het aanleggen aan de borst goed te laten verlopen. Masseer de muis van de duim; hier zit een reflex die de palmomentaalreflex wordt genoemd. Door deze te prikkelen, worden het aanhappen en zuigen gestimuleerd.

Het kan zijn dat je productie is teruggelopen doordat het drinkgedrag van je baby vóór de behandeling niet optimaal was. Kijk maar eens bij deze FAQ voor tips om je melkproductie te verhogen.

Een manier om je baby aan de borst te krijgen, is je baby even met paced bottle feeding te laten drinken. Dit is een manier van voeden met een fles waarbij je je baby wat rechterop zet, de fles wat meer horizontaal houdt en goed kijkt of je baby het tempo kan volgen. Doe dat dicht bij je blote borst (met de tepelhoed erop als dat beter gaat); als je baby rustig wordt, switch je naar de borst zonder de baby te verplaatsen. Als er nog langer moet worden bijgevoed, bijvoorbeeld omdat je productie is teruggelopen, kun je beter aan de borst bijvoeden met een slangetje of een borstvoedingshulpset. Als je voldoende gekolfde melk hebt, kun je deze via het slangetje geven; is dat niet het geval, dan zul je kunstmatige zuigelingenvoeding moeten aanbieden. Voeden met een slangetje of een hulpset is op zich een eenvoudig methode, al vraagt deze wel wat oefening. De methode bevordert echter het terug aan de borst gaan en tegelijkertijd stimuleert ze je melkproductie. Door aan de borst bij te voeden (of dat nu met moedermelk of met kunstmatige zuigelingenvoeding is), drinkt je baby in één keer zijn totale voeding aan de borst. Je voedt dan dus niet eerst aan de borst en daarna met de fles (of andersom) en bovendien leert je baby dat gevoed worden en aan de borst zijn bij elkaar horen. Ook dat is een heel belangrijk effect van deze voedingsmethode. Het kan voor jullie samen rust geven dat voeden weer echt helemaal ‘borstvoeden’ is en je tóch zeker weet dat je baby binnenkrijgt wat nodig is om goed te groeien.

Wat als de baby na de behandeling niet goed wil drinken?

Het is goed mogelijk dat 24-48 uur na de ingreep baby’s mopperig en huilerig kunnen zijn. In een enkel geval kan dit langer duren. Als baby’s echt moeilijk aan de borst of fles willen, kan er melk gegeven worden op een lepeltje of met een spuitje en deze in het mondje worden gedaan. Ook kan een medicijnbekertje aan de onderlip worden gezet en er voorzichtig wat melk in de mond gegleden laten worden. Een baby zal uiteindelijk altijd weer willen drinken, maar kan moeite hebben met het wennen. Lees de veelgestelde vragen met tips voor beter aan de fles of borst.

Als de baby erg overstuur blijft kan een paracetamol zetpil geven worden. 60 mg of een halve 120mg, afhankelijk van het gewicht. Bij twijfel over medicijngebruik raadpleeg altijd een arts.

Blijf niet zitten met vragen omtrent voeding, bel een lactatiekundige.

Een baby groeit goed, is er dan behandeling voor een strakke tongriem en/of lipband nodig?

Ook al groeit een baby goed, er kunnen toch klachten worden ondervonden door zowel de moeder als de baby. (zie FAQ tekenen van tongriem en lipband)

Voor de moeder kunnen regelmatig terugkerende borstontstekingen, pijn en ongemak een reden zijn. Bij baby’s kan het zijn dat er veel lucht meegedronken wordt, reflux, krampjes en koliek, de frequentie van het drinken of algemene onrust tijdens het voeden, soms ook een reden om de tongriem en eventueel aanwezige strakke lipband te laten behandelen.

Op de langere termijn kan het zijn dat baby’s of kinderen moeite hebben met het verwerken van vast voedsel, het leren eten, de spraak en algehele mondontwikkeling (bijvoorbeeld vorm van de kaakboog en het doorkomen van de tanden). Echter is het niet met zekerheid te zeggen of een baby of kind er daadwerkelijk last van zal krijgen op de langere termijn. In ieder geval is er na een behandeling geen sprake meer van een mogelijke anatomische belemmering, zodat de tong en lip optimaal kunnen bewegen.

Mag ik direct na de behandeling voeden?

De baby kan direct gevoed worden na de behandeling. Dit kan met de borst of fles. Verstandig is de manier te kiezen die de baby gewend was tot aan de behandeling.  Bij de behandelingen in Groningen is een lactatiekundige aanwezig die kan bijstaan, extra adviezen en uitleg kan geven. Het is echter geen lactatiekundig consult en uitsluitend bedoeld om de moeder en baby op weg te helpen direct na de behandeling.

Voor overige vragen omtrent borstvoeding verwijzen we naar een lactatiekundige of www.borstvoeding.com

Heeft een behandeling direct effect?

Het behandelen van de tongriem en lipband is relatief gezien een kleine chirurgische ingreep en vaak een poging tot het verbeteren van de huidige situatie. Dit geldt voor baby’s, kinderen en volwassenen. Het blijft echter altijd een ingreep.

Over het algemeen is de strekking: hoe jonger de patiënt is ten tijde van de behandeling, hoe meer kans op verbetering.

De mate van succes bij baby’s heeft echter ook te maken met andere factoren zoals het verloop van de bevalling, een eventuele voorkeurshouding van je baby en hoe je baby aan de borst of fles drinkt voorafgaand aan de behandeling. Baby’s moeten opnieuw hun tong leren gebruiken en hebben meestal compensatiegedrag aangeleerd, zoals kaakklemmen, om toch melk te kunnen drinken. Soms duurt het enkele dagen tot weken voordat er resultaat gezien wordt. Vaak is je baby de eerste 24-48 uur mopperig en wil je kind soms even niet aan de borst of fles. Als je baby de borst weigert, geef dan melk met een fles of met een theelepeltje of spuitje, zodat je baby wel wat binnen krijgt.

Het is raadzaam om een lactatiekundig consult aan te vragen; met de lactatiekundige kun je de oefeningen nog eens goed doornemen en het wondje van de ingreep checken.

Checklist klachten die wijzen op een strakke tongriem en lipband

  • Tekenen van beperkte beweeglijkheid van de tong- en lipspieren:
    Wanneer de tongriem strak is, is de tong vaak alleen aan de voorkant en zijkanten beweeglijk. De tong kan maar beperkt omhoog en naar achter bewegen en daardoor kan de baby moeilijk de borst (en ook de flessenspeen) diep naar binnen zuigen. Doordat bij een strakke lipband de lip vaak ook niet goed naar buiten kan krullen, kan de baby de mond niet ver genoeg openen om een grote hap te maken.  De baby zal snel loslaten; aanhappen en drinken lukken moeizaam of alleen met tepelhoed of fles. De baby valt vaak snel in slaap tijdens het drinken of hapt juist gefrustreerd aan en laat snel weer los. Als ouder kun je de neiging hebben dit gedrag te interpreteren als het niet ‘willen’ drinken van je baby, terwijl er in feite sprake is van niet ‘kunnen’. Het is voor jullie allebei frustrerend als het voedingsproces zo moeizaam verloopt. Dit kan bij jou als ouder leiden tot gevoelens van afwijzing, onzekerheid of onvermogen om je kind te geven wat het nodig heeft of waar het naar zoekt.

  •  Tekenen van compensatiegedrag vanwege de strakke tongriem en lipband:
  • Baby’s zoeken tijdens het drinken naar een positie waarin ze zich goed gesteund voelen. Wanneer je een fijne houding kunt vinden samen, kan je baby alle energie gebruiken om goed te drinken. Door de beperkte tongmobiliteit heeft je kind moeite om dat gevoel van goed gestabiliseerd liggen te ervaren. Je baby doet moeite om de borst of speen goed vast te houden en omdat de tong daarbij belemmeringen opwerpt, kan je baby gaan klemmen of ‘bijten’ met de kaken. Een borstvoedende moeder zal in zo’n geval met name bij het aanhappen pijn ervaren. Een trillende kin door de kaakspanning en zuigblaren op lippen door wrijving kunnen zowel bij voeden aan de borst als voeden uit een fles voorkomen. Dit compensatiegedrag is heel vermoeiend voor je kind. Het maakt ook dat je baby het voedingsproces minder positief ervaart dan je zou wensen. Dit kan op allerlei manieren invloed hebben op het gedrag en de rust van je kind. De energie die in het compensatiegedrag gaat zitten, gaat soms bovendien ten koste van het groeien en gedijen. Vooral wanneer je baby prematuur is geboren, is dit iets wat je heel graag wilt voorkomen. Omdat er bij (rand)prematuriteit of dysmaturiteit vaak een verwachtingspatroon is van minder goed drinken, wordt de korte tongriem geregeld over het hoofd gezien. Verdrietig genoeg leidt dit er soms toe dat je baby als luie drinker bestempeld. Daarmee wordt helemaal vergeten hoe moeilijk deze situatie voor je kleine kind zelf is. Ook voor de interactie tussen moeder en kind kan dit een grote impact hebben; soms vraagt het veel tijd en geduld om daar samen weer uit te komen.

    Het klemmen met de kaken leidt er vaak toe dat de niet rond, maar vervormd en plat als een lipstick uit de mond van de baby komt. Doordat tijdens het klemmen de bloedsomloop wordt belemmerd, kunnen er tepelpijn en tepelkloven ontstaan. Ook is de tepel soms zo afgeklemd dat deze blauw, wit of paars verkleurd raakt. Zorgverleners denken bij een dergelijke verkleuring soms aan het syndroom van Raynaud, omdat de klachten er sterk op lijken. Niet iedereen heeft voldoende borstvoedingskennis om deze klachten met een te strakke tongriem in verband te brengen. Hetzelfde geldt voor zuigblaren; deze ontstaan door frictie van een herhaling van aanzuigen en loslaten en worden ook niet altijd als een gevolg van een strakke tongriem of lipband herkend. Compensatiegedrag aan de fles leidt er soms toe dat een baby de speen helemaal plat en vacuüm zuigt, waardoor er geen melk meer uit komt en de baby gefrustreerd raakt. Het compenserende drinkgedrag hoeft bij de moeder die borstvoeding geeft niet altijd pijn te doen, zelfs al is er wel sprake van blaren of een afgeplatte tepel. Moeders zeggen in zo’n situatie soms dat de baby ‘hard’ of ‘krachtig’ zuigt. 

  • Tekenen van beperkte mogelijkheid om effectief te drinken:
  • Met een strakke tongriem en/of lipband heeft een baby soms moeite om de borst (of fles) ‘leeg’ te drinken, vaak drinken om toch genoeg binnen te krijgen. Verstopte melkklier of veel stuwing. Overproductie. Melkblaartjes.

    Minimale of stagnerende groei, veel afvallen(>7%) in kraamtijd pas na meer dan 10 dagen terug op geboortegewicht en na aantal weken of maanden als de productie langzaam afneemt. Baby’s geven het soms minder goed aan, gaan in een soort spaarstand. Slapen langer door. Je ziet het ook aan vermindering van aantal poepluiers.

    Baby drinkt alleen de toeschietreflex, daarna “sabbelen”. Kort drinken of juist heel lang. Maakt alleen lange teugen(kin beweegt ver naar beneden) en slikt met toeschietreflex en borstcompressie geven.

  • Tekenen van beperkte tongmobiliteit (tong heffen) en lipmobiliteit (lippen sluiten om borst of fles):
  • Wanneer een kind een strakke tongriem of lipband heeft, heeft het vaak moeite om een grote hap te maken en goed grip te houden. Door de lage tongpositie verliest een kind gemakkelijk het vacuüm tijdens het drinken; het kind slaagt er simpelweg niet in om de borst of speen tegen het gehemelte aan te duwen. Je kunt daarbij vaak klakgeluiden en luidruchtig drinken waarnemen. Dikwijls wordt deze stijl van drinken door ouders ‘gulzig’ en ‘onrustig’ genoemd. Als zorgverleners een baby observeren, gaat de aandacht geregeld uit naar of de baby in staat is de tong uit te steken en veel minder naar of de baby de tong goed kan heffen.
    De lucht die het kind inslikt, moet er ergens weer uit en dit leidt tot boeren, hikken, spugen, windjes laten, een opgezette buik krijgen, of last hebben van krampjes (ook wel ‘koliek’ genoemd).
    Een ander verschijnsel dat hiermee te maken kan hebben, is ‘reflux’. Ook dit is een complex begrip. Op zich is het normaal dat een baby gemakkelijker dan een volwassene kan spugen; dit is een beschermmechanisme. De sluitspier tussen slokdarm en maag is nog niet zo strak, waardoor een baby weinig moeite hoeft te doen om een teveel aan voeding of voeding die bedreigend is voor de gezondheid, terug uit te spugen. In westerse samenlevingen wordt dit probleem verergerd doordat veel baby’s vaak veel voeding per keer krijgen aangeboden en weinig worden gedragen en vlak na de voeding meteen op de rug worden gelegd. Daardoor stroomt de melk gemakkelijker terug in de slokdarm. Op zich is ‘reflux’, want ’terugstromen’ betekent, dus helemaal niet zo erg. Het wordt een probleem als een baby een normale voeding niet kan binnenhouden of last heeft van oprispingen van maagzuur; dat geeft pijn en soms spuugt een baby zelfs bloed uit, afkomstig van de beschadigde slokdarm. Bij verborgen reflux vindt iets vergelijkbaars plaats; dan zie je geen spugen, maar slikt de baby alles terug. Daardoor vergeten baby’s soms even te ademen; de coördinatie van zuigen, slikken, ademhalen en terugslikken is op zo’n moment gewoon te complex voor ze. Hierdoor kunnen baby’s tijdens de voeding al onrustig worden. Ze laten zich dan na de voeding niet of nauwelijks neerleggen om te slapen, omdat ze al de pijnlijke en onaangename ervaring hebben dat met de lucht, ook de voeding en het maagzuur teruglopen in de slokdarm. Voor ouders kunnen deze gedragspatronen heel verwarrend zijn, zeker als een baby door adempauzes zelfs blauw aanloopt; ook zij kunnen er verdrietig van worden en onzeker over wat ze het beste voor hun kind kunnen doen. Vaak blijkt rondlopen met de baby rechtop enige rust voor het kind te geven; wanneer je als ouder hiervoor de rust en het geduld kunt vinden, doe je iets heel waardevols voor het welzijn van je baby.
    Ouders met een kind met deze problemen krijgen door zorgverleners regelmatig johannesbroodpitmeel ingezet om te zorgen dat de maaginhoud minder gemakkelijk omhoog komt. Hieraan zijn wel nadelen verbonden: de melk is door de baby lastiger te drinken (terwijl het drinken al moeilijk is) en het pitmeel geeft voor de baby geen waardevolle voedingsstoffen, terwijl de voeding wél zwaarder verteerbaar wordt. Ook worden in dergelijke situaties af en toe maagzuurremmers ingezet, zonder dat het onderliggende probleem wordt opgelost.

    Spruwklachten kunnen worden verward met strakke tongriem, omdat bepaalde verschijnselen erg op elkaar lijken en soms moeilijk van elkaar te onderscheiden zijn.
    Bij een strakke tongriem kan de tong niet goed omhoogkomen en daardoor wordt deze niet tegen het gehemelte ‘schoongeveegd’. Vanaf de geboorte zie je witte aanslag op de tong; deze aanslag begint vaak daar waar aan de onderkant de strakke tongriem de tong op de mondbodem houdt. Het voorste gedeelte, of de tip van de tong, veegt zich nog wél schoon, namelijk aan de achterkant van de bovenkaak.
    Als er sprake is van spruw, gaat het niet om melkresten die niet kunnen worden weggeveegd, maar om groei van de Candida albicans-schimmel. Bij Candida kan er een parelmoer glans verschijnen of er is sprake van echt witte plakkaten op de slijmvliezen in de mond. Candida kan stekende pijn in de borst geven, maar bij een strakke tongriem kan er door compenserend drinken eveneens pijn in de borst ontstaan. Dit maakt het voor zorgverleners met beperkte kennis over te korte tongriemen soms heel lastig om te bepalen wat er aan de hand is. Uiteraard kan het ook zo zijn dat je baby én spruw heeft én een te strakke tongriem. Het is namelijk zo dat het minder goed weggeven van de melkresten de ontwikkeling van spruw in de hand kan werken. Candida is een schimmel die de meeste mensen gewoon bij zich dragen. Dit kan geen kwaad zolang er geen overgroei ontstaat. Dan kan het lichaam dit zelf oplossen. Wanneer de melkresten niet goed worden weggeveegd of als de algehele lichamelijke weerstand niet optimaal is, kunnen er bij zowel moeder als kind klachten ontstaan.

    *Let wel*: Enerzijds is het zo dat niet alle klachten hoeven aanwezig te zijn in geval van een te strakke tongriem of lipband. Anderzijds is het óók zo dat hiervan met een beperkt aantal klachten tóch sprake kan zijn. Met sommige vormen van een te strakke tongriem of lipband kunnen je baby en jij je nu misschien goed redden, maar het is denkbaar dat er op de langere termijn wél problemen ontstaan. Je kunt daarbij denken aan moeite met spreken of vaste voeding, tanden poetsen en mondhygiëne en gebits- en kaakontwikkeling.
    We realiseren ons dat dit alles bij elkaar voor jullie als ouders een complex beeld geeft en dat het moeilijk voor je kan zijn om te bepalen waar je goed aan doet. Kom daarom gerust langs om de tongriem of lipband van je kind te laten beoordelen, zodat we samen met jou kunnen kijken wat in jullie specifieke situatie de beste aanpak zou kunnen zijn.

Andere bevindingen na de behandeling

Na de behandeling aan tongriem of lipband kun je dingen merken die kortere of langere tijd aanhouden zoals zwelling van de lip, kwijlen, kokhalzen of andere ongemakken en bijzonderheden.

* Granulatieweefsel: Dit is een klein bobbeltje van extra littekenweefsel dat op het wondje kan ontstaan. Vermoed je dat je dit ziet, stuur dan rustig een foto. Het is niet ernstig en meestal wordt het kleiner. Als het belemmeringen geeft met drinken, kan het nog worden weggehaald.

* Kwijlen: Omdat je kind opnieuw moet leren slikken na de tongriembehandeling, kan er nog een tijdje sprake zijn van kwijlen. Als je kind ook (nog) een slappe lipsluiting en openmondpositie heeft, kunnen ook die bijdragen aan het kwijlen.

* Teruggroei: Na de behandeling zal de wond snel genezen. Het doel van de nazorgoefeningen, waarbij het wondje wordt gemasseerd en opgerekt, is dat de wond niet te snel en weer te strak dichttrekt. Als er te veel teruggroei ontstaat, kan de tong- of lipmobiliteit weer beperkt worden. Het advies is om op het nazorgspreekuur terug te komen om dit te laten controleren; voor een afspraak mail je naar : info@tongriem.com

* Spierpijn en ongemak: Na de behandeling horen we regelmatig terug dat de oudere kinderen en volwassenen (spier)pijn voelen in de kaken, tong en keel. Baby’s geven dit vaak aan door huilen of slecht willen drinken. Zie de FAQ over pijnbestrijding.

* Spugen: Omdat de baby mogelijk direct al effectiever drinkt, kan het zijn dat het kind grotere hoeveelheden melk drinkt. De maag is aan die nieuwe hoeveelheden nog niet meteen gewend en dat kan ertoe leiden dat het teveel weer wordt uitgespuugd.  Het is heel goed mogelijk dat de baby de eerste tijd tijdens het drinken nog lucht mee naar binnen slikt. Vlak na de behandeling kan er ook ingeslikt bloed bij zitten (wat in de luier zwart/donkergroen weer tevoorschijn komt).

* Stinkende adem/mond: Wij horen soms terug van ouders dat de baby een stinkende adem heeft. Dit kan enkele dagen tot een week aanhouden; dit kan verder geen kwaad.

* Gezwollen bovenlip: De bovenlip kan na lipbandbehandeling tot 5 dagen wat gezwollen blijven.

* Trillende kaken: Bij sommige baby’s is er sprake van trillende kaken als gevolg van compensatiegedrag dat de baby heeft ontwikkeld vanwege de te strakke tong- of lipriem. Omdat de tong na de behandeling nog getraind moet raken, kan het zijn dat het compenseren met de kaakspieren nog doorgaat. Kijk maar eens naar de ontspanningsvideo. Compensatiegedrag kan om uiteenlopende redenen langer aanhouden. (We komen hierop in andere onderwerpen nog terug.) Soms is het in zo’n geval nodig om een andere zorgverlener te consulteren die de hiervoor benodigde begeleiding kan geven. Zie de FAQ over compensatiegedrag en video’s met voorlichting hierover.

* Naar binnen krullende lip: De baby is niet gewend de lip naar buiten te krullen. Je kunt je baby hierbij kort na de ingreep een beetje helpen. Kijk maar eens naar de ontspanningsvideo.

* Aanwezige zuigblaren: Met een te strakke tong- of lipriem ontstaan er vaak zuigblaren. Deze kunnen nog enige tijd aanwezig blijven, zeker op de bovenlip. Een blaar in het midden van de bovenlip is een normaal voorkomend verschijnsel bij zuigelingen.

* Huilen bij het geven van nazorg: Wat wij terughoren van ouders en merken op het nazorgspreekuur, is dat baby’s vaak huilen wanneer ouders met hen de nazorgoefeningen doen, maar stoppen zodra de oefeningen worden beëindigd of de ouders hen afleiden of voeden of verschonen. Het is moeilijk om met je baby ‘aan het werk’ te zijn, als je merkt dat je kind er overstuur van raakt. Het is ook zeker niet de bedoeling dat je baby lange tijd van slag blijft. Tegelijkertijd kan de nazorg helpen om te voorkomen dat de tongmobiliteit weer beperkt raakt, waarna je misschien de hele procedure nogmaals moet doorlopen met je kind. Het is dan ook een kwestie van voorzichtig balanceren en samen zoeken naar een evenwicht. Zie de FAQ, pijnbestrijding. Observeer je baby of kind goed; de nazorg moet niet ten koste gaan van alles. Het is slechts een advies dat is bedoeld om alles in één keer zo goed mogelijk te laten verlopen. Wanneer je de nazorg doet als je baby niet te hongerig is, is de kans op het overstuur raken vaak kleiner. Als je twijfelt over het huilgedrag, stuur dan gerust een e-mail naar: info@tongriem.com

* Wit beslag op tong: Wanneer de tongriem strak is, heeft de baby in de baarmoeder al niet kunnen oefenen met het heffen van de tong. Dat leidt ertoe dat het gehemelte zich niet zo mooi laag en breed ontwikkelt als nodig is voor een goede mondmotoriek. Zo kan een tong die op de mondbodem vastzit, niet goed contact maken met het gehemelte; daardoor blijven er op de tong voedselresten achter. Na de ingreep moet je baby leren de tong goed te gebruiken. Naarmate de tongspieren meer getraind raken, zal de techniek verbeteren. De tong zal daardoor de kaken verder uit elkaar ‘duwen’, waardoor het gehemelte in de loop van de maanden verder omlaag kan komen. Wanneer dit proces goed verloopt, zal ook de tong beter schoon worden en verdwijnt het witte beslag.

* Keuze flessenspeen: Zodra de tong meer mobiel is, is de baby in principe in staat om de speen dieper in de mond te nemen. We merken dat flessenspenen met een brede basis dit belemmeren; de baby kan dan immers niet verder aanzuigen dan tot aan de brede basis. Daardoor blijft er geregeld sprake van een tamelijk ‘zuinige hap’ aan de speen, terwijl je je baby graag wilt aanmoedigen om de mond wijd open te doen en diep aan te happen. Dat is de reden dat een smalle basis vaak meer mondvulling geeft.

* Baby van slag: Het komt soms voor dat een baby langer dan een paar dagen huilgedrag en slechter drinken laat zien. Dit is meestal het geval bij de oudere baby die langer heeft moeten compenseren met een strakke tongriem. In de periode voorafgaand aan de behandeling waren deze baby’s meestal al huilerig en dronken ze matig. Vaak is er in zo’n geval niet alleen behandeling van de tongriem of lipband nodig, maar ook behandeling van compensatiegedrag. Zie FAQ compensatiegedrag. Vaak geven ouders in deze situatie na de ingreep wat langer pijnstilling. Iets anders om rekening mee te houden is een gewone virusinfectie die toevallig tegelijkertijd opspeelt. Wanneer ouders zich zorgen maken over koortsverschijnselen, kunnen ze naar de huisarts gaan; zie ook de FAQ over koorts.

* Kokhalzen: De eerste tijd na een tongriembehandeling kan er, met name tijdens het doen van de oefeningen, nog sprake zijn van kokhalzen. Dit komt omdat je baby echt nog moet leren om de tong goed te gebruiken en nog moet wennen aan de toegenomen tongmobiliteit.
* Tong inslikken: Het losmaken van de tongriem betekent niet dat de hele tong los in de mond komt te liggen. Soms zijn ouders bang dat hun baby de eigen tong na de tongriembehandeling inslikt. Dit is beslist niet mogelijk; je hoeft je daarover geen zorgen te maken.
* Apneu: Soms nemen ouders waar dat hun baby af en toe een ademstilstand (apneu) laat zien, zowel voor als na de ingreep. Dit kan te maken hebben met het hoge gehemelte, waardoor de bovenste luchtwegen minder ruimte hebben. Dit verschijnsel is dus niet gerelateerd aan de tongriembehandeling. Sterker nog… de hoop is dat door het mobiel worden van de tong het gehemelte meer afvlakt. Daardoor krijgen die bovenste luchtwegen meer ruimte en ontstaat er bij lichte zwelling van de neusslijmvliezen (zoals bij een verkoudheid of wat snotterigheid) ook minder snel een verstopte neus die de ademhaling bemoeilijkt. Hier kun je een onderzoek vinden over de relatie tussen strakke tongriem en apneu.